Laatst startte ik ’s morgens vroeg de auto waarna het dashboard vrijwel direct een rood lichtje liet zien. Dus niet oranje maar rood. Dus niet: morgen even de garage bellen. Nee, code rood. Bloed. Halt. Stapvoets naar de garage. Ik ben van weinig bang maar ongebruikelijke lichtjes en geluidjes in mijn auto, daar word ik nerveus van.
Mijn garageman is goud. Zijn ogen zeggen dat alles goedkomt. Hij legt uit wat er scheelt, hoe hij het gaat oplossen en wanneer ik weer zorgeloos weg kan rijden. Ik heb feitelijk alleen behoefte aan dat laatste maar trek een luisterend gezicht en zeg ja en goh. Hij verdient dat. Die ochtend was het niet anders. Met dat verschil, dat ik een afspraak bij een klant had die ik vanwege allerlei gesodemieter, niet wilde afzeggen. Ik wiebelde een paar rondjes over de olievlekken op het garagebeton en dacht na over wie ik zou gaan lastigvallen met de vraag om een lift.
“Het is je dynamo, die stuurt de accu aan en is daarom noodzakelijk.”
“Hartstikke! Kan je het maken en wanneer is het klaar?”
“Paar uurtjes.”
“Dat treft niet want ik moet naar m’n werk.”
“Hm. Ik heb vandaag geen leenauto voor je. Denk ik.”
Die laatste twee woorden liet ik even garen in een stilte. Ik kon zijn hersenen horen werken. En toen kwam het. “Je mag die van mij wel voor een paar uurtjes mee. Maar ik moet je zeggen, hij is groot.”
Hoe groot kan een auto zijn? Ik bedoel, kan een auto te groot voor mij zijn? Ik klom erin.
“Ai, het is een automaat.”
“Ik neem aan dat je weleens in een automaat gereden hebt?”
“Joh.”
“Gaat dat wel lukken?”
“Absoluut. Alleen even uitleggen hoe aan en uit, gas en rem enzo.”
Terwijl ik wegreed zag ik tot het einde van de straat zijn gezicht in de achteruitkijkspiegel en visualiseerde het zweet tussen zijn schouderbladen en lager. Het ging natuurlijk helemaal vanzelf, het heet geen automaat voor niks. Hij bleek groot. Mijn handtas moest ik op de stoel naast mij gooien. Zo groot. En hoog. Na inhalen durfde ik niet terug naar rechts. Zo hoog.
Lang geleden had ik een andere garageman. Bij hem ging het meestal zo: met koffie in de hand, starend naar billen- en borstwerk aan de muur en een beetje ouwe-jongens-krentenbrood meepraten onder de brug. Ik leerde dat dat zomaar in de factuur kon schelen: “Jongens, ik zie in één oogopslag dat die wiellager nog perfekt is”. Zo heb ik mijn auto eens binnen tien minuten geüpgraded van ‘wrak’ naar ‘keuringswaardig’. Ook ontplofte ooit een uur na de keuring mijn koelsysteem. Ik kan u vertellen, dat was een intense ervaring, inclusief oerknal en rook. Kortom, ik had behoefte aan een garageman binnen mijn circle of trust. Tegenwoordig is zonder niet meer te doen. En ik vond hem.
Vorige week stond de APK gepland. Ik ga al heel wat APK-jaren mee. Ten tijde van de stickertjes in alle kleuren op de kentekenplaat, mocht ik eens een auto lenen van een vriend, om met mijn zussen een dagje uit te gaan. Want eenmaal mijn rijbewijs in da pocket, had ik nog geen kapitaal voor een eigen auto. De vriend zei: “Let op, je moet óók bij een stoplicht gas blijven geven anders slaat ie af. En als je ‘m parkeert, blijf dan van de handrem af want die kan eenmaal omhoog, niet meer omlaag.” Het werd een uitdagend tripje. We bezochten een expo in het VU, het levenswerk van patholoog/anatoom Vrolik. Tweehonderd vierkante meter aangeboren afwijkingen op sterk water. We zouden nog gaan dineren maar niemand had meer trek. Op de randweg richting huis hield een motoragent ons plots staande. We bleken de benodigde APK-sticker te missen. De agent maakte niet teveel poeha maar wilde enkel wat functies checken. Lampjes enzo. En de handrem. “Dat kan niet”, zei ik. “Gewoon aan die hendel trekken”, zei hij wijzend. “Dat kan niet”, zei ik, met één voet op de rem en de ander op het gas. We kwamen er met een waarschuwing vanaf.
Hij belt. “Je auto is klaar.”
“Oke. Is het allemaal gelukt?” Overbodige vraag.
“Ja, alleen moest je distributieriem vervangen worden.”
“M’n distributieriem, ja ik dacht laatst al, die distributieriem. Grappie.”
“Zal ik je laten zien waar die voor dient?”
“Ja, leuk.”
Marion van Dam, gepubliceerd in Flessenpost uit Bergen, 14 oktober 2020